de gedrevenheid van Gandhi, King en Mandela
door Henk Simons
Henk Simons ging met een aantal collega zenleerlingen van Ria Soers naar Amsterdam, en paar Zenpeacemakers sloten zich aan. Samen bezochten zij de expositie in de Nieuwe Kerk in Amsterdam.
Langzaam lichten mijn beelden op van de expositie We have a dream in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. Een tentoonstelling die onder één dak de gedrevenheid van Gandhi, King en Mande
la onder de aandacht brengt, hun levens getekend door tegenstand, onderdrukking en strijd. Impliciet is de vraag wat hun inzet en charisma, hun moed en ruimhartigheid en niet te vergeten de gewelddadige dood van twee van hen nog betekenen voor de huidige, geglobaliseerde mensheid. De club van morele wereldleiders kampt steeds zichtbaarder met een chronisch tekort aan leden.
Er zijn opvallend veel jeugdige bezoekers die zonder enige scepsis een verleden van horen zeggen binnenstappen, ieder met zijn/haar eigenste achtergrond, want al wat is, is eindeloos omkeerbaar. Voor de oudere bezoekers wijst het geheugen de weg. Onder de vleugels van de droom fladderen gekwetste beelden uit de jaren van de zwart-wit tv door het ruime binnenschip van de kerk. Er wordt gelezen en gekeken, gesprekken zijn taboe. Overstelpt door de informatie omkleed ik me met een zekere terughoudendheid, doordrongen van het feit dat de uitgedragen boodschap in veel opzichten is verwaterd, verkracht en als geschiedenis bijgezet.
wasana
Tegenover het graf van Michiel de Ruyter, van wie de daden als vlootvoogd straks gelegd worden langs de maatlat van het vaderlandse kolonialisme, trekt Gandhi, opvallend in zijn nietigheid, op een wit doek langs extravagante locaties, omzoomd door mensen die elkaar in andere tijden religieus en maatschappelijk naar het leven stonden. Zijn pacifisme is verzilverd in de visionaire woorden, het verbod op zoutwinning doorbrekend: ‘Met dit zout breng ik de basis van het Britse Rijk aan het wankelen.’ Bereikte hij uiteindelijk dit doel, de wederzijdse intolerantie van hindoes en moslims wist hij niet te bezweren. Het kostte hem in 1948 zijn leven, hetzelfde jaar waarin de apartheidswetten in Zuid Afrika werden uitgevaardigd. Twaalf jaar later sloeg met het bloedbad van Sharpeville de vlam in de pan, er was met scherp on de menigte geschoten. Er vielen 67 doden waaronder kleine kinderen. Het markeerde de opgang van Nelson Mandela en zijn ANC (African National Congres).
Lange tijd stond ik stil bij het gedicht van Ingrid Jonker:
Die kind wat doodgeskiet is deur soldate by Nyanga:
Die kind is nie dood nie
die kind lig sy vuiste teen sy moeder
wat Afrika skree skreeu die geur
van vryheid en heide
In die lokasies van die omsingelde hart…
Het gedicht was voor mij de ontmoeting van de dag. Boeddhisten noemen een dergelijke confrontatie wasana, letterlijk: een parfum, in dit geval de geur van vergoten bloed en het aroma van een glorend perspectief, kortom de zintuigelijke ervaring van een onvermoed inzicht.
Het gedicht werd vertaald in het Zulu en Hindi, maar de publicatie ervan werd bij wet onder druk van haar vader verboden. Machthebbers hebben niets met poëzie, zij benauwt hen. Erkennen wat is valt hen zwaar. Hen ontgaat in hun leegheid het geborgen leven tussen de regels waarin een verbondenheid sluimert met wat zich voordoet. Vooral in tijden van onderdrukking is er nood aan poëzie. Het zou nooit meer goed komen tussen vader en dochter.
In 1994, bijna dertig jaar na haar dood, zorgde Nelson Mandela voor een postuum eerherstel. Bij de opening van het eerste democratisch gekozen parlement las hij het bovengenoemde gedicht. Hij had toen een gevangenschap van 27 jaar uitgezeten. Die jaren hielpen hem om edelmoediger te worden en met compassie naar de andere kant te kunnen luisteren. In zijn Notes to the Future schreef hij: ‘Ik heb geleerd dat moed niet de afwezigheid is van angst, maar het vermogen om desondanks te handelen, het is de overwinning van het toegewijde hart op onze rationele blokkades.’ De huidige situatie in zijn land legt helaas maar al te schrijnend de valkuilen bloot van de onmacht om het revolutionaire elan te behoeden voor corruptie, wraak en onderhuidse intolerantie.
aarzeling
Aan Martin Luther Kings I have a dream is de titel van de tentoonstelling ontleend. Op 28 augustus 1963 hield hij op de trappen van het Lincoln Memorial ten gehore van 200.000 bezoekers een rede, waarvan de woorden op het grondvlak van de kerk waren geprojecteerd. Mij overviel een aarzeling om deze tekst, een retorisch meesterstuk, te doorwaden. De beelden leken mij het meest vertrouwd, waarschijnlijk omdat de actualiteit bewijst dat niet nog altijd niet alle zwarten en kleurlingen in de VS aanschuiven aan een tafel van broederschap. Miljoenen profiteren van wat hij bereikte. En al is de hitte van de onderdrukking milder geworden, (politie)geweld op zwarte en bruine lichamen is nooit ver weg. Door de maatschappelijke verhoudingen stijgt de criminaliteit onder zwarte jongeren. King droomde dat op een dag zijn vier kinderen niet werden beoordeeld op hun huidskleur, maar naar de inhoud van hun karakter. Niet zijn strijd voor de burgerrechten en tegen inkomensongelijkheid en gescheiden plaatsen in de bussen werd hem fataal, maar zijn felle kritiek op de gigantische investeringen in het militair- industrieel complex.
De expositie laat veel vragen open. In hoeverre vallen er in India onder de druk van de diensteneconomie gaten in het rigide kastenstelsel? En: is er in een gedigitaliseerde wereld (in mijn ogen de eigentijdse bovennatuurlijke wereld) nog ruimte voor charismatische leiders die het aandurven om vaste ideeën en patronen los te laten?
De zon zag dit alles aan en bedenkt zich een nieuwe dageraad.