Vriendschap met vluchtelingen

Vriendschap met vluchtelingen

door Harriet Marseille

In mei 2008 ontmoette ik S. voor het eerst bij een Leidschendamse supermarkt. Een kleine, Aziatische vrouw, het haar zeer kort geknipt. Ze verkocht de straatkrant uit Leiden en ik probeerde een gesprekje met haar aan te knopen. Maar ze praatte geen Nederlands en haar Engels was nauwelijks te verstaan. ‘Myanmar’ was het enige dat ik kon verstaan en mijn interesse was direct gewekt. Ik nodigde haar uit om na afloop een kopje thee te komen drinken en schreef mijn telefoonnummer en de route naar mijn huis voor haar op een briefje.

Een uur later stond ze op de stoep. Ik was blij verrast. Met handen en voeten communiceerden we zo goed en zo kwaad als het ging. Ze ging naast me zitten op de bank en pakte mijn arm vast, alsof we al lange tijd intieme vriendinnen waren. Even voelde ik me ongemakkelijk en er ging door me heen: ‘Is het toch wel een vrouw?’

We voelden beiden een band, dat was onmiskenbaar. Liefde op het eerste gezicht? Een week later al, ging ik bij haar op bezoek in het AZC in Leiden. Onderweg had ik koekoeksbloemen voor haar geplukt, die ze in een sapglas schikte. Ze had maar weinig privacy, moest een kleine kamer delen met een andere asielzoeker. Een boeddhist en een moslima, lukraak samen geplaatst. Gelukkig mochten ze elkaar wel. Niet lang na dit bezoek maakte S. een gmailadres aan, bestaande uit het woord ‘koekoe’ plus haar geboortejaar. Ik was waarschijnlijk de enige die de achterliggende reden van dit deze emailnaam kende.

In december vierden we bij mij thuis dat ze een jaar in Nederland woonde. Ze had een paar Birmese vrienden uitgenodigd. S. stond de hele middag samen met mij te koken. Zelf eten we vegetarisch, maar nu werden er allerlei vlees- en visschotels klaargemaakt en de indringende vislucht bleef nog weken in huis hangen.

Die avond leerde ik K. kennen. Hij was in november aangekomen in het AZC en praatte redelijk Engels, waardoor de communicatie gemakkelijker verliep dan met S. Van hem leerde ik meer over de situatie in Birma. Niet lang daarna sloot het AZC Leiden haar deuren. Terwijl S. inmiddels een verblijfsvergunning had bemachtigd en niet lang daarna een huis kreeg toegewezen, werd K. zonder enige bekende naar Delfzijl verbannen. Hij kon daar met niemand communiceren. Nederlandse les had hij niet aangeboden gekregen. In het AZC in Delfzijl zaten vooral Somaliërs, die geen Engels maar Frans als tweede taal hadden. K. liep met een woordenboek Engels-Nederlands rond en leerde zichzelf zo goed en zo kwaad als het ging een beetje Nederlands.

In de winter van 2009-2010 zocht ik hem op in Delfzijl. Hij schaamde zich voor het verloederde AZC en stelde voor een wandeling door Delfzijl te maken. Op het station wachtte hij me op, en zonder goede schoenen of jas liep hij uren met me door de sneeuw. Ik trakteerde hem op een kop koffie om weer warm te worden. Dat kon hij bijna niet aanvaarden.

Inmiddels heeft K. een huis in de Randstad toegewezen gekregen. Zowel bij S. als bij K. was ik aanwezig bij hun feestelijke gezinshereniging. Waar nodig heb ik ze geholpen dingen te regelen binnen de Nederlandse bureaucratie. Ook hielp ik S. aan een volkstuin en ik telkens weer sta ik verbaasd over haar groene vingers. Ze geeft me altijd tassen vol heerlijke groente als we elkaar zien. We hebben ook leuke uitjes met elkaar gehad. Zo ben ik een keer met S. en haar vriendin en K. met vrouw en kinderen een dagje naar Blijdorp geweest en ook hebben we een paar dagen met z’n allen in de Ardennen doorgebracht, hun eerste ‘vakantie’ in al die jaren.

Ik denk dat onze vriendschap belangrijk voor ze is geweest, vooral in de beginperiode van hun verblijf in Nederland. Ik ben ook blij dat ik vriendin van ze ben geworden en niet als vrijwilliger hulp heb geboden. Zij hebben mij namelijk veel gebracht en ik voel me dankbaar om ons warme, vriendschappelijke contact.

Toch vind ik deze vriendschappen niet gemakkelijk. Kan ik voldoen aan hun verwachtingen? Ik heb het altijd druk, en heb vrij veel vrienden voor wie ik allemaal maar weinig tijd heb. Hoe vaak zou ik ze teleurgesteld hebben? Ze wachten af tot ik het initiatief neem om elkaar te zien, wat me vooral de laatste jaren vaak het ongemakkelijke gevoel geeft dat ik er veel te weinig voor ze ben.

Maar ik weet helemaal niet of zij wel zulke specifieke verwachtingen van mij hebben. Dat zouden ze in ieder geval nooit uitspreken. Wel loop ik soms aan tegen mijn verwachtingen van vriendschap. Ze weten bijvoorbeeld bijna niets over wat me werkelijk raakt; we hebben het niet over de worstelingen in mijn leven, of over de dingen die er voor mij werkelijk toe doen. De communicatie is daarvoor te basaal; de cultuurverschillen te groot. Meestal heb ik daar geen moeite mee, maar soms voelt het opeens toch niet goed. Ook zijn er wel eens misverstanden, waardoor ik me teleurgesteld voel. Misschien zou het me helpen als ik mijn eigen verwachtingen over wat vriendschap van mij en de ander vraagt, zou kunnen loslaten.

522 dJa, ik erken volledig dat ik het lastig vind om op een goede manier om te gaan met onze verschillen in cultuur en karakter. Ik merk dat ik het moeilijk vind om een gelijkwaardige vriendin voor hen te zijn. Is het misschien toch makkelijker voor mij om contact met vluchtelingen te onderhouden in de rol van de helpende vrijwilliger? Ik weet het niet. Maar ik houd in ieder geval met heel mijn hart van deze mensen en gun ze al het geluk van de wereld.