Verslag Daklozen-rondleiding Den Haag

Daklozen-rondleiding door Den Haag

10308136_683128221763970_8259062920269404858_nOp vrijdagmiddag 22 augustus heeft Gerard Dusable een groep van vijf mensen van de Zen Heart Sangha en een medewerkster van het Institute of Social Studies rondgeleid door Den Haag, langs allerlei voorzieningen voor de daklozen. De rondleiding begon met een lunch in de kantine van de Kesslerstichting aan de De la Reyweg. Op dat moment waren er geen daklozen, want de opvang ging pas om 3 uur open. Gerard leidde de groep door het grote, moderne gebouw. 10359318_733295723416088_1145891920591247057_nEr is nu slaapplek voor 95 mensen, maar de gemeente wil dit per 1 januari 2015 gaan terugbrengen tot 50. Een onverantwoorde bezuiniging, vertelde Gerard. Hij liet ons ook de soepbus zien, waar hij zo nu en dan als vrijwilliger werkt. Helaas alleen soep uit blik.

Op de fiets ging het gezelschap langs Woodstock, een woonvoorziening aan het Om en Bij, voor 45+ verslaafden (hard-drugs, alcohol). Bewoner Anan leidde de groep door het gebouw. Zelfs zijn eigen kamer werd getoond, terecht met enige trots. Hij had er een mooi en dierbaar plekje van weten te maken. Anan had binnen Woodstock als taak om de algemene ruimtes schoon te maken. Daar verdiende hij een zakcentje mee, bovenop de 85 euro per maand die hij kreeg. Woodstock is de plek waar mensen niet meer opgejaagd worden, waar ze op hun kamer gewoon kunnen gebruiken. Het is ook de plek waar je er als 50-jarige al bejaard uitziet. Mensen die hier wonen kunnen niet meer afkicken. Ze sterven hier jong.

Door de stromende regen gingen we vervolgens verder naar het Aandachtscentrum in de Schoolstraat. In een huiskamersfeer, met Vivaldi op de achtergrond, werd gesproken met de twee bezoekers. Meestal zaten er wel vijftien mensen, maar het was er nu rustig, vertelde een vrijwilligster.

We vervolgden onze tocht naar Hier en Nu, het dagcentrum van het Leger des Heils in de Wagenstraat, waar het vol zat met daklozen. Ze konden er internetten, een krant lezen, of gewoon wat met elkaar kletsen. Een medewerker gaf er gepassioneerd zijn visie op de daklozenproblematiek, terwijl Gerard gemoedelijk met wat bekenden een sigaretje rookte in de aparte ruimte die daarvoor bestemd was, een ruimte zonder stoelen.

10609635_683128635097262_2023127839050930232_nEn tot slot een dienst bij het Straatpastoraat, in het Stadsklooster aan het Westeinde, met een stuk of 25 kerkgangers. Een net overleden dakloze, waar die middag een uitvaartplechtigheid voor was gehouden, werd gememoreerd. Kaarsen werden aangestoken. Liederen gezongen, speciaal afgestemd op de wereld van de daklozen. Twee gegadigden waren er om de bijbeltekst voor te lezen, de ene mocht nu, de ander werd aangespoord zich volgende week weer te melden. En na de preek ging de pastor onder pianomuziek alle aanwezigen langs om te horen voor wie ze wilden bidden. Daar hoorde hij wat de mensen bezighield. Wat een mooi gebaar. Ook waren er nog kaarten voor een jarige, een zieke, de nabestaanden van de overleden dakloze. Deze kaarten konden na afloop bij de maaltijd worden ondertekend. Wat een ruimte had deze pastor voor de mensen voor wie hij werkte. Het ontroerde me.

10626287_683129138430545_2245475075909862856_oAansluitend zijn we welkom bij het rijkelijke driegangen diner in het Stadsklooster. Ik zit naast een man die ook aanwezig was bij de kerkdienst. Als hij hoort dat ik vegetarisch eet, schuift hij zonder pardon zijn sla van zijn bord op het mijne, want rauwkost is voor konijnen en hij lust het niet. Enigszins geamuseerd vraag ik hem waar hij dan wel van houdt. ‘Dat wil jij niet weten!’ Maar ik wil het wel weten. ‘Ik hou van vrouwen,’ zegt hij met een grijns, ‘die lust ik rauw! En ze houden ook allemaal van mij.’
Dan schuift een jonge vrouw aan tafel. Puistig gezicht, en een blik waarin een heel levensverhaal staat te lezen. Achter haar vriendelijke, onzekere lach en schichtige ogen schuilt een wereld die ze vast niet direct met me zal willen delen. Het is of ik haar al ken. Haar hele voorkomen doet me aan iemand denken. En langzaam komen de herinneringen weer boven.

Zestien jaar geleden ontmoette ik Chantal bij het Centraal Station. Ik liep van het Ministerie van Landbouw, waar ik net een vergadering had gehad, terug naar het Ministerie van VROM, waar ik werkte. Ze stond bij het station te bedelen en vroeg me om een gulden voor de reis naar haar ouders in Boskoop. Op de een of andere manier raakte ze me meer dan andere daklozen. En hoewel ik niet wist of het nu goed was of juist niet om geld te geven aan bedelaars, had ik nu het gevoel dat ik haar met mijn geld misschien iets anders kon geven. Iets wat ze veel harder nodig had dan het geld zelf. Het verhaal van de reis naar haar ouders leek me niet erg geloofwaardig. Ik vermoedde dat ze drugs nodig had, waar ik liever niet aan mee wilde betalen. Toch vond mijn hand een briefje in mijn portemonnee en stopte dat haar in handen. Ergens in de daarop volgende maanden ontmoette ik haar nog een keer. Ze had het koud. Ik had net een nieuwe winterjas gekocht en bood haar aan mijn oude jas voor haar mee te nemen. Ik zou hem op mijn werk voor haar klaarleggen, en ik gaf haar mijn visitekaartje.

Het leek al of ze het vergeten was, maar een paar weken later zat ze beneden in de hal verkleumd op me te wachten. Ik was gebeld door de receptie dat ik een bezoeker had. In de kantine haalde ik twee kopjes hete thee en die dronken we samen beneden in de hal op. Ik gaf haar mijn jas, waar ze erg blij mee was, ondanks de kapotte rits. Veel gepraat hadden we tot dan toe niet, maar op dat moment durfde ik haar te vragen of ze verslaafd was. Ze gaf toe dat ze drugs gebruikte. En de eerstvolgende keer dat ik haar buiten tegenkwam, vertelde ze me uit zichzelf dat ze de gevangenis in moest, vanwege winkeldiefstal. Wat een hopeloze situatie. Ik stond er machteloos bij toe te kijken. We pakten elkaars hand vast, elkaar stil en verdrietig in de ogen kijkend. Toen wenste ik haar veel sterkte en fietste naar huis.

Een jaar later zat ik met mijn gezin in de trein. Onze dochter was zeven en had een lastige bui. Ze was jaloers dat ik haar broertje meer aandacht zou geven dan haar, en keerde zich boos van me af. Op dat moment liep daar opeens Chantal langs in het gangpad! We herkenden elkaar direct en ik was zo blij haar weer te zien. Ze zag er enorm veel beter uit. We praatten even met elkaar en ze vertelde dat ze net uit de gevangenis kwam en weer op weg was naar Den Haag CS. Want hoewel haar lichaam in de gevangenis wel was afgekickt, was haar hoofd nog altijd verslaafd, vertelde ze. Ze verlangde er zo naar om eindelijk weer te kunnen gaan gebruiken. Toen zag ze onze dochter, die nog altijd strak naar buiten keek. ‘Ze is boos op mij’ vertelde ik haar. ‘Zo was ik vroeger ook,’ zei ze met een verdrietige ondertoon, ‘en eigenlijk is het nooit helemaal overgegaan.’
Op onze dochter had het diepe indruk gemaakt. Hoewel ze Chantal niet had aangekeken, had ze alles wel degelijk meegekregen. Haar boze bui was als sneeuw voor de zon verdwenen en bleef daarna nog weken weg.

10599699_683128925097233_6303677321809983879_nDe vrouw voor me aan tafel, in het Stadsklooster, vertelt me dat ze een jaar op straat heeft geleefd. Als vrouw was dat geen pretje. Je werd steeds mee naar huis genomen door mannen die verkeerde bedoelingen met je hadden, vertelt ze me. Maar nu heeft ze gelukkig onderdak. En ze vraagt me naar mijn situatie, of ik ook een dak boven m’n hoofd heb. Te midden van zo’n honderd dak- en thuislozen en mensen die in armoede leven, schaam ik me er bijna voor te vertellen dat ik hier ben vanuit mijn zen-beoefening. Dat we willen weten hoe het is om op straat te leven, om afhankelijk te zijn van wat je van andere mensen krijgt aangeboden. Zen-meditatie, dat lijkt haar wel wat! Ze wil ook leren mediteren. Want ze is zo onrustig.
Aan het eind van de maaltijd dringt ze erop aan dat ik de volgende keer hier weer kom eten. En weer voel ik die schaamte als ik wil gaan uitleggen dat ik dat niet zal doen. Omdat ik dat niet eerlijk vind naar de mensen die deze maaltijd echt nodig hebben, terwijl ik het wel zelf kan betalen. Het voelt of ik me daarmee boven haar plaats. En boven al die andere mensen hier. Ik kan maar beter m’n mond houden.

Harriet Marseille