– door Leonie van der Plas –
Weiland met daarin de vluchttoren van het voormalige marinevliegkamp Valkenburg
Ik kwam uit de duinen vandaan fietsen, op weg naar huis. Halverwege bedacht ik dat ik nog wel een kopje thee kon drinken, want dit keer geen volle blaas, en er zat nog thee in mijn thermoskan.
Ik zag dat op het enige bankje dat in de zon stond, al iemand zat. Een mevrouw. Genoeg bankjes op de wereld, zou ik normaal gesproken denken, zelfs al was dat in deze contreien niet het geval, en ik zou doorfietsen. Dit keer bedacht ik dat dit een mooie gelegenheid was om te oefenen voor volgende week. Volgende week ga ik namelijk theedrinken in het openbaar. Op de dag van de Tweede Kamerverkiezingen. Theedrinken is de laatste jaren iets voor softies, mensen die ‘het’ niet gewoon zeggen zoals het is, die denken dat verbinding zoeken iets oplevert. Theedrinken is een soort subversieve daad geworden. Dus, eh, mijn theedrinken van volgende week, op de dag van de verkiezingen, is eigenlijk een protest. Van het soort dat bijna niemand opmerkt. Alleen degene die toevallig langsloopt en naast me gaat zitten en een kopje thee van me krijgt, die zal het opmerken. Dit is dus een manier van protesteren die zeer geschikt is voor softies die niet zeggen hoe ‘het’ echt is.
Ik stapte van mijn fiets af.
‘Stoort het u als ik bij u op dit bankje kom zitten’, vroeg ik aan de mevrouw. Dat kwam er alvast soepeltjes uit.
‘Ik wilde net weggaan’, zei de mevrouw, ze maakte inderdaad al aanstalten om op te staan. Het gesprek ontrolde zich heel gemakkelijk. Niks aan de hand.
Ik wilde theedrinken, zei ik. Zij had net koffie gedronken, vertelde ze.
Zij had een handdoek meegenomen om op te zitten, zei ze. ‘Lekker luxe’, zei ik.
Pas later, toen ik allang weer op de fiets zat bedacht ik dat zij van de generatie was voor wie het woord ‘luxe’ ook een veroordeling kan betekenen. Dat je te lui bent ofzo. Maar zo vatte ze het geloof ik niet op.
Ze moest heen waar ik net vandaan kwam, zei ze.
Er stond behoorlijk wat wind. Ik wenste haar sterkte met de wind.
‘Geen probleem’, zei ze.
Ik had al lang gezien dat ze een elektrische fiets had.
Het was niks bijzonders, deze ontmoeting.
We spraken over de wind en dat was dat.
Het hoort bij oefenen, geloof ik, dat het niet veel bijzonders is.
Al had haar stem wel iets voorzichtigs, nu ik erover nadacht. Dat was toch nog bijzonder.
En misschien stemde deze mevrouw wel op de PVV. Of het CDA. SGP. Dan was dit toch maar mooi een ontmoeting buiten mijn eigen bubbel geweest. VVD. Forum voor Democratie. En voor haar was het dan ook buiten de eigen bubbel. Buiten eigen bubbel, maar toch niet samen op het bankje.
Ik schonk thee in de dop van mijn thermoskan en dronk thee. Ik keek uit over het weiland met daarin de vluchttoren van het voormalige marinevliegkamp. Een troep Canadese ganzen vloog op. Onder hun mollige vogellijven droegen ze het geluid van een elektriciteitsmast op een windstille dag, hoorde ik toen ze vlak over me heen kwamen vliegen.
Later, toen ik naar huis werd geblazen, zag ik hoe de ganzen boven een ander weiland sierlijke vliegbewegingen aan het maken waren in de wind. Was het voor oefening of was het voor echt, vroeg ik me af. Ik stopte met fietsen en bleef kijken en er landde een kleine kraai vlak bij mijn voet. Kopje heen en weer. Hij bleef zitten. Na een tijdje liet hij een dingetje uit zijn kraaiensnavel vallen. Ik kon niet goed zien of het een stuk schelp was, met iets zanderigs erin, of het uit elkaar vallende filter van een filtersigaret was. Kopje heen en weer. Hij nam het dingetje weer in zijn snavel. Het paste er helemaal in. Kopje heen en weer. Liet het nog een keer vallen. Kopje heen en weer, kopje heen en weer. Wilde hij dat ik iets deed? Na een tijdje pakte hij het ondefinieerbare weer op, en vloog er mee weg. Misschien nadat hij eerst een flinke zucht had geslaakt. Of zij, misschien was het een zij.
Vlakbij huis fietste ik door een straat waarvan ik dacht: niemand wil hier vrijwillig wonen. De huizen zagen er gezandstraald uit, en je kon zien dat dat nooit anders was geweest. Ik kon nergens iets van kleur ontdekken. Zelfs het groen was bruin. En er was geen overkant. Alleen een talud met daarachter meteen een drukke weg. Misschien zou ik ook wel op Geert Wilders stemmen als ik hier woonde, dacht ik. Toen zag ik dat sommige mensen grote gekleurde vlinders naast hun voordeur hadden gehangen.
Of zou ik gekleurde vlinders naast mijn deur hangen?
Dat leek me een betere oplossing.