Ik beken

nieuwsbrief 1602 NoraIk beken
– door Nora Synaeve

Ik beken, ik leef in een dagelijks ‘niet weten’.
Mijn mama – eind januari vierden we haar 87ste verjaardag – is palliatief.
“Enkele maanden” gaven de dokters haar nog eind september.
“Je gaat gezond naar de dokter en je komt terminaal verklaard terug thuis,” vertelt ze aan iedereen die nog durft langskomen.
Zelf koos ik als vanzelfsprekend om voor haar te zorgen, haar nabij te blijven in haar laatste levensdagen.
Mijn jarenlange ervaring als palliatief vrijwilliger zou me hierin helpen – dacht ik.

En juist hier ging het helemaal mis.
Of beter verwoord: al m’n houvast, kennis, ervaring, meditatieve beoefening, stil worden… het hielp me niet.

Want wat doe je als dochter van een moeder die niet wil sterven, “nu toch nog niet”, die nog enkele jaren wil leven en die dag per dag centimeter per centimeter haar zelfstandigheid moet loslaten,
haar “eigenwaarde” ziet smelten als sneeuw in de zon.
Hoe doe je dat als dochter van zo’n ‘mooie bijzondere unieke’ moeder die haar worsteling met het nakende sterven soms alleen maar geuit krijgt in ‘kwaadheid’:
“Ja, ik ben kwaad: op m’n lichaam, op god, op juist die ziekte, op de aftakeling, op mezelf, op het niet meer onder controle hebben, uit handen moeten geven, merken dat zij (kinderen en kleinkinderen) info doorspelen om zo ‘samen’ voor mij te kunnen zorgen…., dat ik hun ten laste ben…. Ik ben kwaad en ga kwaad sterven.”

Ik beken, ik werd teruggeworpen op een diep ‘niet weten’
soms rondzwalpend in een woelige zee machteloos toekijkend hoe mijn moeder lijdt en worstelt.

En het is juist hier
in dit diepe ‘niet weten én erkennen wat is’
dat ik leer oefenen om – telkens opnieuw – binnen mezelf te landen
in een vredige ruimte met zachte nieuwe ogen en een mild liefdevol hart.
Het is juist in dit ‘niet weten’ dat ik leer haar ‘waarachtig’ nabij te blijven,
wanneer ik durf erkennen dat mijn mama op haar eigen unieke manier deze levensfase leeft en aangaat,
wanneer ik nieuwsgierig met nieuwe frisse ogen haar nabij durf te blijven.
Het is juist van hieruit dat ‘als het ware vanzelf, spontaan, uit het niets’ ontstaat wat ik te leven en te doen heb.

En dan komen ook haar woorden, durft m’n mama te vertellen over haar kwaadheid, haar angst, verdriet, maar ook haar dankbaarheid, vreugde…
Door dit uit te spreken ontstaat er meer ruimte. Zachtheid borrelt op en achter een onverwacht deurtje piept er lichte humor: “Dat ik dood ga, dat weet ik, maar nù nog niet … die bladzijde stond nog niet in mijn levensboek geprogrammeerd.”
Een liefdevol diep graag zien trilt in onze harten,
de woelige zee kabbelt nu rustig en tevree.

Ik beken
dit maakt me teder stil.
Ontroerende grote dankbaarheid verwarmt me omdat juist mijn mama mij de kans geeft dit te leren.
Wat een levensgeschenk voorbij geboorte en dood!

Ik eindig graag met onderstaand gedichtje van Huub Oosterhuis:

Wek mijn zachtheid weer
Geef mij terug de ogen van een kind
Dat ik zie wat is
En mij toevertrouw.
En het licht niet haat.

Dit schrijven draag ik op aan mijn mama, † 1 februari 2016,
Nora