Hoe verbind ik me met een groep, zonder iemand buiten te sluiten?

de koan van Annetje Brunner, een interview door Diana Vernooij – deel 1

“Het boek “Erkennen wat is” van Bernie inspireerde me. Het maakte dat ik me in boeddhisme ging interesseren. Ik kwam uit de lichaams-ervaringsgerichte kant. Ik volgde een Tai Chi-traject bij een Chinese leraar. Hij leerde me bewust te zijn van de adem, staan en lopen. Toen hij vertrok kon ik het er niet meer vinden en ging ik me richten op meditatie.

Ik kwam bij Nico Tydeman terecht in Amsterdam. Op het kussen ervoer ik hetzelfde als bij de Tai Chi. Ik wilde vooral met aandacht leren in het moment te zijn – ik wilde minder last van angsten hebben en van spoken in mijn hoofd. De rituelen van het boeddhisme spraken me niet aan – ik ben atheïstisch opgevoed. Ik had er niets mee, maar de puurheid van het maken van een buiging, dat sprak me wel aan. Ik deed het zoals ik bij Tai Chi had geleerd: helemaal samenvallen met de buiging. Dat was mijn insteek: bewust van lichaam-geest, je aandacht ankeren en stil blijven zitten, ondanks alles wat er in je gebeurt. Dat begin van het leren mediteren was een heftige ervaring, een soort exposuretherapie, maar ik bleef bij het bewustzijn van lichaam-geest. Bij de bel constateerde ik: “ik ben niet overleden.”

no escape 

“Het was in 1994. Ik volgde een zenretraite bij Genpo Roshi op De Tiltenberg. Daar ter plekke ben ik leerling van hem geworden, ik had nog geen jukai gedaan, wist niet eens wat dat was. Pas 14 jaar later had ik er behoefte aan om jukai te doen. Het is de bedoeling dan een rakusu te naaien met de hand. Ik dacht aan het verhaal dat Bernie vertelde in zijn boek “Erkennen wat is” dat de oude monniken lapjes verzamelden voor hun kesa (monniksgewaad) op de knekelvelden. Roshi Joan Halifax maakte ook haar kesa van lappen die ze vroeg aan anderen. Toen ik dat las, dacht ik: zo doe ik het ook met mijn rakusu. Ik vroeg lapjes aan mensen in mijn omgeving, om me te verbinden met hun lijden. Het gaat om de worsteling met de dingen van het leven – ik verbind me met het lijden, zo doe ik steeds weer opnieuw mijn rakusu om.”

zwerfkatje

“Sangha is voor mij een beoefening, en best wel een moeilijke. Het raakt aan thema’s uit mijn familiehistorie, sociale verbanden, macht, ongelijkheid. Ik hoorde als kind nergens bij, was sociaal angstig en had veel moeite met groepen – want daar vallen altijd mensen buiten. Inclusiviteit is mijn thema: niemand mag zich buitengesloten voelen. Daarom maakte ik altijd de keuze om me nergens bij aan te sluiten. Lang was een patroon, een beschermingsstrategie. Tenkei Roshi, een dharmaopvolger van Genpo Roshi, zegt dat we allemaal ergens moeite mee hebben, met ofwel de Boeddha, de dharma of de sangha. Voor mij is dat de sangha. Ik koos altijd voor een veilige positie, net naast een groep te staan. 

Ik heb heel lang kunnen doen alsof ik niet bij de sangha hoorde. Bij Nico kwam ik af en aan. Ik werd een zwerfkatje genoemd. Ik kwam voor voeding en dan daarna ging ik weer. Ik wilde mezelf redden. Zo ook met de sangha van Genpo. Ik hoorde erbij, had shoken (de ceremonie waarin je leerling wordt) jukai gedaan in 1994, maar had toen nog geen jukai ontvangen. Dat gebeurde pas 14 jaar later. Ik ging geen proces met hem aan. Ik keek wel linker uit. Ik deed het liever op mijn eigen manier.“

“Ik nam deel hier in Groningen aan de meditatiegroep van Irène Bakker Sensei, die ik bij Genpo ontmoet had. Zij is een van de dharmaholders van Joan Halifax Roshi. Irène kent mij heel goed, wij zijn samen door een heel proces gegaan voor ik officieel haar leerling werd in 2016. Haar integriteit heb ik nooit gewantrouwd. Zij heeft op een cruciaal moment gezegd: “Ik wil dat jij je plaats inneemt in de sangha”. Ze greep in op mijn angst. Je verbinden betekent immers het risico aangaan weer afgestoten te worden. Ik voelde haar steun en toen durfde ik het. Ik ben de sangha ingegaan en liet het zwerfkatje achter. Bij Genpo had ik mij niet echt verbonden en nu deed ik opnieuw jukai bij Irène. Ik ging Irène steunen in haar sangha, en dat versterkte mijn beoefening me te verbinden aan een groep. Ik kreeg overdracht van Irène en ben ik nu ook een dharmaholder: ik heb een teken gekregen van mijn leraar dat zij een mogelijke opvolger in me ziet om de dharma door te geven. En wat toen gebeurde is dat ik me een babyboeddha voelde, zo onzeker werd ik ervan. Ik had de sangha nodig om het ritueel weer te leren. En de sangha ging me dragen en steunen. De wederkerigheid is mooi, dragen en gedragen worden, vreugde en dankbaarheid. “

sociaal verband

“Dharma-overdracht is gezond en mooi maar zodra er een sociaal verband ontstaat dan zijn er ook problemen. In mijn studie sociale psychologie onderzocht ik de thema’s al: er is beïnvloeding, groepsvorming, macht en uitsluiting, stereotyperingen, het zelf en het ik. Het is onvermijdelijk dat mensen van alles gaan projecteren op elkaar én op de leraar. Dat is nogal wat. En nu heb ik zelf zo’n paarse rakusu gekregen. Dat was feest, maar ik besef ook dat mensen er allerlei soorten gedachten bij hebben, gedachten over beloning en prestatie, dat je nu bijzonder bent, en vooral ook dat het allemaal heel leuk is. Anderen zien het als bevestiging van iets – maar ik vind het vooral een grote verantwoordelijkheid én ik vind het spannend. Ik kreeg iets dat ik heb door te geven. “Be the dharma, live the dharma, share the dharma – staat er in mijn rakusu geschreven. “

Zie voor de sangha van Irène Kaigetsu Kyojo Bakker sensei: www.zenspirit.nl en Annetje Brunner: www.dewerkschuur.nl

In de  volgende nieuwsbrief volgt het tweede deel van het interview.