Een straatretraite kruipt onder je huid
Johan van Mol over de Finse straatretraite in Helsinki
Johan is strateeg, technologie-ondernemer en schrijver over innovatie en design thinking. Hij ontving de naam Innig Vertrouwen, in november 2022 toen hij jukai ontving van Frank De Waele roshi.
Een straatretraite is geen urban survival spel, geen secret millionaire, noch ramptoerisme. De essentie is niet proberen te leven als een dakloze, laat staan doen alsof je dakloos bent.
De essentie is leven op straat rekening houdend met de drie beginselen van de Zen Peacemakers: Niet-weten, Getuigenis dragen en Liefdevol Handelen. Dat was alleszins abstract voor mij, maar een straatretraite biedt tal van mogelijkheden om deze beginselen in praktijk te brengen.
In september leefde ik een paar dagen op straat in Helsinki met de interreligieuze groep Peacemakers. We deden dit zonder geld, zonder telefoon, bedelend voor eten en slapend op karton in parken en verlaten terreinen. We bezochten ook daklozenopvangcentra om getuige te zijn van armoede en tragedie, maar ook van de veerkracht en vreugde van mensen die minder geluk hebben dan de meesten van ons.
ontvangen
Op onze eerste dag ontmoetten we de groepsleden: 11 mensen uit Finland, Nederland, België en Frankrijk. Nadat we kennis gemaakt hadden en geluncht, liepen we naar het water. Mikko, de Finse organisator van de straatretraite, zei dat we daar moesten gaan bedelen.
Mijn lichaam vulde zich met afkeer toen ik besefte dat het bedelen ging beginnen. Een collega had me verteld dat ze op bedelaars was gaan letten nadat ik haar over de straatretraite had verteld. Het viel haar op dat de meesten er nors uitzagen, maar dat ik met mijn vriendelijke glimlach zeker veel geld zou ophalen. Ik hield me vast aan die gedachte, terwijl ik een leeg papieren bekertje opraapte naast een vuilnisbak.
De groep verspreidde zich. Ik ging naar de waterkant. Ik had geen idee hoe ik moest bedelen. Ga je zitten? Blijf je staan? Benader je mensen? Hoe werkt dit? Als ik iets niet weet, kijk ik op Wikipedia, bekijk wat YouTube-filmpjes, ik Google wat, en koop misschien een boek – liefst een dik boek van een gerenommeerde auteur – om het tot op de bodem uit te zoeken. Waarom heb ik niet eerst een boek over bedelen gekocht? Hoe kon ik zo stom zijn om onvoorbereid te komen? Grondigheid is mijn tweede naam. Terwijl mijn gedachten wegknalden als popcorn in een microgolfoven, ging ik op mijn rugzak langs het wandelpad zitten. Ik zette mijn beker voor me neer en wachtte tot er mensen voorbij kwamen. Een paar zakenmannen passeerden. Ze waren druk in gesprek. Ik denk niet dat ze me opmerkten. Misschien dachten ze dat ik daar gewoon zat. Misschien moest ik proberen er wat onverzorgder uit te zien? Terwijl de popcorn in mijn hoofd bleef knallen, waaide mijn beker weg. Man, ik ben slecht in bedelen. Ik had echt het boek moeten lezen.
Ik bedacht me dat bedelen, zoals elke retail business, draait om locatie, locatie, locatie. Ik liep naar de winkelstraat. Daar moest ik concurreren tegen een bedelende vrouw en iemand van mijn groep. Ik liep verder en stelde me op onder een boom met mijn beker voor me. Ik probeerde oogcontact te maken en naar de mensen te glimlachen. Niemand merkte me op. Ze liepen me gewoon voorbij. Sommigen keken me kort en uitdrukkingsloos aan, alsof ik een bank of een boom was. Af en toe glimlachte een jong meisje naar me. Ze hadden zelf geen geld, dus was het veilig om te glimlachen. Die met handtassen en geld glimlachten niet naar me. Terwijl ze hun handtassen dichter tegen hun lichaam drukten, keken ze me vanuit hun ooghoeken aan, om er zeker van te zijn dat ik ze niet zou benaderen. Sommige mannen staarden me agressief aan tot ik wegkeek. Ik wist niet dat dat iets was: bedelaars neerstaren. Ik denk dat als je onzeker genoeg bent, bedelaars je kunnen helpen om je machtiger te voelen. Maar dat was niet het ergste. Sommige mensen vinden er plezier in om bedelaars te pesten. Frank roshi, onze Zenleraar, liep naar mensen toe om kleingeld te vragen voor eten.
Een man vroeg hem “Hoeveel wil je? 100 euro?”
Roshi zei: “Dat is aan jou.”
“Wil je 200 euro?” vroeg de man.
Roshi zei: “Dat is aan jou.”
“Wil je 300 euro?”
“Je geeft wat je wilt.”
Toen reikte de man in zijn achterzak en deed alsof hij zijn portemonnee eruit haalde. Plotseling wees hij met zijn vinger naar Roshi en riep “Psych”- of “Sike” zo je wilt, straattaal voor “gefopt”.
Een ander lid van onze groep, Emmanuel, was aan het bedelen toen een jonge vrouw 2 euro uit haar zak haalde. Ze reikte naar de beker om het muntstuk erin te gooien. “Heel erg bedankt”, zei Emmanuel. Vervolgens stopte ze het muntstuk weer in haar zak en liep lachend weg.
Uiteindelijk verzamelde ik 2 euro en 40 cent. Op de terugweg naar de groep liep ik langs de bedelende vrouw. Ik voelde me een bedrieger. Ik gaf haar één euro uit schuldgevoel. We hadden als groep 25 euro opgehaald. Mijn 2,40 euro bracht me op gelijke hoogte met de rest van de groep. “Morgen ace ik het” dacht ik. Maar dat gebeurde niet. Ik bleef een waardeloze bedelaar voor de rest van de retraite.
helend
Ik las in Bernie Glassman roshi’s boek Bearing Witness dat getuige zijn op zichzelf al helend werkt. Dit werd me duidelijk tijdens ons bezoek aan één van de daklozencentra genaamd Vepa. Vepa bevindt zich in een kantoorgebouw in een zakenwijk. Het interieur heeft echter de sfeer van een kringloopwinkel meets vintage diner. Er is een hoek met weggeefkledij, een centrale ruimte ingericht als een restaurant, en veel grote banken achterin waar mensen kunnen slapen.
Omdat Vepa geen vergunning heeft als nachtopvang, mogen ze geen bedden hebben. Maar je slaapt niet zo goed op straat. Dat konden we aan de lijve ondervinden. Dus een zachte bank om overdag een dutje te doen is geen overbodige luxe. Mensen kunnen bij Vepa uitrusten, een warme maaltijd eten, over hun problemen praten met een maatschappelijk werker en hulp krijgen bij het aanvragen van huisvesting, bankzaken of andere diensten. Want banken en andere diensten behandelen daklozen als afval – zouden we later leren. Als er een maatschappelijk werker meegaat, krijgen ze dingen voor elkaar. Terwijl andere opvangcentra mensen weigeren die high of dronken zijn, is iedereen welkom bij Vepa. Als je problemen veroorzaakt moet je vertrekken, en je kan pas de volgende dag terugkomen.
We werden verwelkomd door Silja, een extraverte, expressieve, hartelijke vrouw van begin veertig die er werkt. Ze had een ongelooflijk contact met de bezoekers van het centrum – van wie een aantal er niet zo best aan toe waren. Als iemand te luidruchtig of vervelend was, snoerde ze hem de mond, als een bezoeker in paniek was over zijn rugzak die kwijt was (hij had hem net daarvoor ergens neergelegd maar was het vergeten), kalmeerde ze hem, als een bezoeker in de war was, gaf ze een knuffel en ging zitten om naar zijn verhaal te luisteren.
Halverwege de dertig was Silja verpleegster geweest met twee tienerkinderen. Ze leidde een normaal middenklasse leven. Toen er iets traumatisch gebeurde, schreef haar dokter haar benzo’s voor. Ze raakte verslaafd aan de benzo’s en later aan andere drugs en belandde in de gevangenis. Na de gevangenis kon ze nergens heen en eindigde als dakloze – depressief en vol zelfhaat. Ze kwam naar de opvang en begon te helpen. Ze pakte haar leven weer op en werd deel van het personeel als ervaringsdeskundige. Ze werkt nu hard om haar verpleegsterlicentie terug te krijgen.
Terwijl we ons probeerden in te leven in het tragische verhaal van deze sterke, meelevende vrouw, zei ze: “Het is ongelofelijk wat jullie doen.” “Het is ongelofelijk wat jij doet,” mompelden sommigen van ons. Maar zij zei: “Al die politici die de hele tijd in onze budgetten snijden, zouden ook eens een nacht op straat moeten doorbrengen, dan zouden ze snel van gedachten veranderen. Op straat leven is zwaar. Het is ongelofelijk wat jullie doen”.
Tijdens onze vier dagen op straat, bedelend om eten, havermoutpap etend in opvangcentra, voelde ik me soms een bedrieger. Dat waren we, in feite. En ik voelde me er slecht bij. Maar alle sociale werkers en vrijwilligers die we ontmoetten, bedankten ons om dit te doen. Daklozen leven in de schaduw, mensen die voor hen zorgen ook. Door getuige te zijn van hun situatie, erkennen we hun harde werk. Werk waarvoor ze zelden worden bedankt, werk dat vaak niet tot grote successen leidt. Er gewoon zijn, mensen erkennen zoals ze zijn, is al helend.
Een jonge vrouw rommelde in de weggeefkledinghoek. Silja zei dat de vrouw met een paar jassen per week wegliep. Niemand heeft zo veel jassen nodig. Ze zou ze waarschijnlijk verkopen. Maar hier werden geen vragen gesteld. Iedereen komt en gaat zoals hij is.
“Kunnen we de WC gebruiken?” vroegen we. “Tuurlijk, het personeelstoilet of het bezoekerstoilet?” vroeg Silja. We voelden ons niet te chique voor het bezoekerstoilet, dus kozen we die. “Laat me even kijken,” zei Silja “Ik wil niet dat jullie daar gaan als het vol bloed en naalden ligt.” Ik was lichtelijk geschokt. Mijn evaluatie van toiletten omvat een vieze bril, toiletpapier op de vloer, een overvolle vuilnisbak of remsporen in de pot. Ik dacht nooit aan bloed of naalden.
contact
Voor ons bezoek aan Vepa hadden we gerust in het Arndt Pekurinen park. Arndt Pekurinen was een Finse pacifist, die in 1941 werd geëxecuteerd omdat hij niet wou vechten. Nu het buurland van Finland, Rusland, oorlog voert, leek het ons gepast om daar te slapen. We gingen naar het nabijgelegen winkelcentrum Tripla om karton en eten te halen. Daarna gingen we terug naar het park. Er zat een dakloze man in het park vlak bij ons.
We voerden de liturgie van de Poort van Zoete Nectar uit voordat we gingen eten. De dakloze man hield ons in de gaten terwijl hij nerveus heen en weer bewoog onder een afdak waar hij een matras had. Wij hielden hem ook in het oog. Sommigen voelden zich ongemakkelijk met de dakloze man zo dicht bij ons, we wilden zijn territorium niet betreden.
We besloten dat iemand contact zou zoeken. Als hij door het lint zou gaan, konden we nog altijd vertrekken. Als hij het goed vond, voelden we ons meer op ons gemak. Mikko, die Fins is, ging naar de dakloze man. Hij vroeg hoe het met de man ging, en zei dat we daar zouden overnachten. De dakloze man vroeg of we daar gewoon gingen slapen – hij was misschien bezorgd dat we zouden drinken en lawaai maken. Mikko zei dat we gewoon gingen slapen. “OK, veel plezier,” zei hij.
Het voelde allemaal zo instinctief aan: de bezorgdheid, de drang om elkaars bedoelingen te kennen, de afstand die we tussen elkaar hielden. Ik ben er vrij zeker van dat dit de manier is waarop stammen in het verre verleden of ontdekkingsreizigers in modernere tijden het eerste contact legden. Het is grappig dat we op straat, wanneer we niet meer beschermd worden door gevestigde sociale normen, terugvallen op dit instinctieve gedrag. In ons Niet-Weten, lijken we voldoende goed te weten wat we moeten doen. Het is ook opmerkelijk dat de straat, op slechts een meter afstand van onze voordeur, een andere wereld is.
onder je huid
Ik lees het nieuws, ik kijk naar human interest programma’s, ik hoor verhalen. Ik ben voldoende lang in deze wereld om te weten dat er armoede en onrecht bestaat. Maar omdat ik niet in de sociale sector werk – in tegenstelling tot veel andere deelnemers – ben ik nooit getuige geweest van die kant van de samenleving. Die wordt tenslotte goed verborgen. Toch voel ik me niet hopeloos of gedeprimeerd. Ik zag meer goedheid dan kwaad. Het kwaad komt voort uit gesystematiseerde onwetendheid en angst. Zoals Silja zei: “Al die politici die de hele tijd in onze budgetten snijden, zouden ook eens een nachtje op straat moeten doorbrengen, dan zouden ze snel van gedachten veranderen.”
Een straatretraite is ook een heel rauwe en directe oefening in Niet-Weten – het laten gaan van vaste ideeën over onszelf, anderen en de wereld. Er is geen script voor de situaties die je tegenkomt: hoe bedel je, hoe maak je het eerste contact met een angstige dakloze, wat doe je wanneer je aan de ontvangende kant van vooroordelen zit, hoe ga je om met een zorgzame moeder en verpleegster die in de gevangenis belandt. Het is niet aan ons hierover te oordelen. Onze menselijkheid is het enige principe dat ons hierbij kan leiden.
De meest gestelde vraag die ik sinds mijn terugkeer kreeg is: wat ga je nu anders doen? Om te beginnen zal ik bedelaars erkennen, niet onverschillig wegkijken. Zelfs als je geen kleingeld bij je hebt, kun je toch knikken of glimlachen. Op een dieper niveau denk ik dat ik meer vertrouwen heb gekregen in het Niet-Weten.
We bespraken ook met onze groep welke concrete acties we zouden ondernemen om de daklozen en armen te helpen. We kunnen niet gewoon doorgaan met de orde van de dag. Een straatretraite kruipt onder je huid.