– door Anja Kat –
‘Heeft tie pijn’ vraagt de man wijzend naar mijn logeer hondje, die bij iedere stap rechts achter door zijn knie zakt. We zijn net in alle vroegte het bos in gelopen voor een lange wandeling. ‘Ik heb namelijk een hond gehad, een dalmatiër, en sinds haar dood heb ik meer oog voor andere honden. Het is een enorm gemis dat ze er niet meer is. Gelukkig mocht ze 13 jaar worden, maar toch….’ Hij staat met tranen in zijn ogen te vertellen over zijn ervaring met het verliezen van zijn hond. Onwillekeurig schieten de nog verse beelden van het afscheid van Amor door mijn hoofd. We delen onze ervaringen over het gemis, de pijn, de troost, de liefde voor honden.
Toch kan je het niet vergelijken met de dood van een mens hoor ik hem zeggen.
‘Wij hebben een kind en die is nu dood’, vertelt hij. ‘Op een dag kreeg hij last van zijn tanden en na een tandarts bezoek was het alsof er een scherp stukje tand langs zijn tong sneed. Door de tandarts werd hij doorverwezen naar de kaakchirurg, die hem vervolgens doorstuurde naar de oncoloog. Binnen een week lag hij in het ziekenhuis en werd een tumor in zijn tong geconstateerd. Hij ging de operatiekamer in met drie mogelijke opties, een hele tongamputatie, een gedeeltelijke of de tumor kon misschien weggesneden worden. Tot onze opluchting werd de tumor weggesneden en de tong behouden. Alles leek voorspoedig te verlopen tot we een telefoontje van onze schoondochter kregen die in paniek riep dat haar man bezig was dood te bloeden. De arts kon nog net op tijd een levensreddende handeling doen. De opluchting was groot. De dag daarna kreeg onze zoon te horen dat hij de volgende dag naar huis mocht. In de loop van die middag belde mijn schoondochter weer, ‘hij wil nu naar huis en niet tot morgen wachten’, vertelde ze. Onze zoon was in paniek, hij stond erop om naar huis te gaan, hij voelde zich niet goed. We hebben hem samen kunnen overtuigen dat hij die nacht toch beter in het ziekenhuis kon blijven. De ochtend van ontslag stond hij aangekleed klaar om te vertrekken, samen met zijn vrouw. Ze was bezig met het inpakken van zijn tas toen hij ineens met zijn handen in de lucht zwaaiden en rochelende geluiden maakte. Het bloed spoot zijn keel uit. Recht voor haar ogen is hij doodgebloed’.
‘De behandelend arts vroeg of er sectie mocht worden gedaan’, vervolgde de man. ‘Waarom vroeg ik, er is genoeg in hem gesneden. Er zijn fouten gemaakt tijdens de operatie, en toen wij hier werk van wilden maken bleek dat er niets te bewijzen was omdat ik de sectie had geweigerd’. Tijdens zijn verhaal lopen de tranen over zijn wangen. ‘Mijn vrouw wil de deur niet meer uit en praat tegen zijn foto. Ze heeft er geen zin meer in. Rouw maakt zo eenzaam, je kunt het niet delen. Soms maken we elkaar verwijten, we begrijpen elkaar niet. Mijn vrouw denkt dat ze meer pijn heeft, want zij heeft het kind gedragen. Maar dat is niet wat ik voel of geloof, ik weet het niet…Ik wil erover praten en dat is bijna niet mogelijk. Mensen zeggen al snel, ‘rot voor je hoor maar ik heb nu haast, het beste ermee’. Maar zoals nu, dat jij luistert, dat is zo fijn. Sorry dat ik je er mee lastig val’.
Ik verzeker de man dat hij me niet lastig valt, dat ik naar hem wil luisteren, dat mijn ‘hart’ met hem meevoelt. Een moment van verbondenheid in pijn wat direct voelt als liefde. We spreken hierover, ‘is het niet zo dat wanneer je over het verlies van je dierbaren (mens en dier) spreekt, het eigenlijk gaat over liefde’.
Die warme onvoorwaardelijke liefde. Zo vaak door ons verkeerd begrepen omdat het neigt zich vast te klampen aan verlangen. ‘Hoe is het voor u om over uw zoon te spreken’ vraag ik de man, ‘vult het uw hart ook met warmte, kunt u nu, tijdens ons gesprek, de verbondenheid met uw zoon ervaren?’ De man knikt bevestigend. ‘Mijn ervaring is dat het spreken over de dierbaren die niet meer lijfelijk aanwezig zijn mijn hart verwarmt, ze zijn instant aanwezig als mijn aandacht bij hen is’.
De spelbreker is het verlangen. Door het verlangen ontstaat het gevoel van afgescheiden zijn en dat voelt als hartverscheurende eenzaamheid. Momenteel lijkt het erop of ‘ik’ blijf hangen. Ik wil weglopen, en vraag me meteen af; ’wie is die ‘ik’ die wil weglopen……….. Voor nu voelt het als een open vraag. Rationeel kan ik het beantwoorden maar het ‘hart’ loopt achter, dat kan ik zien, waarnemen. Het is of ik door een kleverig web waarneem. Ik blijf aan alle kanten vastplakken…….