door Jan Veenendaal
Voor ik mijn eerste stappen ‘binnen’ zette had ik geen idee hoe het zou zijn, om in contact te komen met een gedetineerde. Mijn (voor)oordelen waren groot. Ik was zenuwachtig, deed bijna alles fout wat ik maar fout kon doen en toch mocht ik naar binnen.
Waar was mijn gedrevenheid, mijn stoerheid, om ook dit wel te kunnen doen? Hoe zou ik mijn goedbedoelde intenties kunnen delen met degene die ik ging bezoeken? Wat wist ik eigenlijk van het hele gevangeniswezen dat ons jaarlijks zo’n tweeënhalf miljard euro kost. En met name: wat wist ik van de mensen die er in terecht zijn gekomen?
Erkennen wat is
Daar zat ik dan met iemand die ik mijn leven lang nog nooit had gezien of gesproken. Voelde me ongemakkelijk, voelde me bekeken. Ik wist zijn voornaam en wist dat hij nog lang ‘moest’. Geen idee wat hij had gedaan, geen idee van zijn persoonlijke situatie, geen idee wat voor lijden hij mogelijk had veroorzaakt, geen idee wat voor lijden hijzelf al in zijn nog jonge leven was tegengekomen. Hoe was zijn jeugd geweest, had hij vreugde gekend? En natuurlijk de grote vraag, hoe was hij tot zijn daad gekomen? En natuurlijk het besef dat als ik wat minder geluk had gehad in mijn leven ik ook hier binnen had kunnen zitten.
Actie
Het samenzijn met gedetineerden is een van de beste dingen die me in mijn leven is overkomen. Het heeft mijn leven een ongelofelijke verrijking gegeven. Naast het leren kennen van nieuwe mensen en wat hun levens en beweegredenen waren om te doen wat ze hebben gedaan, leert het me vooral mezelf kennen. Diep kijken is waar het omgaat. Erkennen, durven erkennen dat zij mij zijn en ik hen ben. Dat door steeds weer diep kijken ik kan zien dat, waren de omstandigheden anders geweest – een andere plek waar mijn wieg heeft gestaan, een andere opvoeding, andere vrienden – ook ik daarbinnen had kunnen zitten.
Met meerdere mensen heb ik nu contact, zowel binnen als buiten. Mijn werkzaamheden heb ik uitgebreid met corresponderen met gedetineerden. Verder ben ik me gaan verdiepen in het immense probleem in onze samenleving van mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB). Circa 35 tot 40% van de gedetineerden kampt hiermee. De cijfers onder de gewone bevolking is ongeveer de helft van dat percentage, een kleine drie miljoen mensen.
Thich Nhat Hanh heeft een heel treffend en inspirerend gedicht geschreven dat ik iedere keer lees voor ik naar binnen ga. Het geeft de essentie weer waar het me in dit werk om gaat:
Zeg niet dat ik morgen ga
als zelfs vandaag nog komen moet.
Kijk naar me: elke seconde verschijn ik hier
om een knop aan een lentetak te zijn,
een vogel met nog tere vleugels
die in mijn nieuwe nest leert zingen,
om een rups te zijn in het hart van een bloem,
een juweel omgeven door gesteente.
Altijd nog kom ik om te lachen en te huilen,
te vrezen en te hopen.
Het ritme van mijn hart is het komen en gaan
van al wat leeft.
Ik ben de eendagsvlieg die van gedaante wisselt
op het water van de rivier.
En ik ben de vogel die een duikvlucht maakt
om de vlieg te verorberen.
Ik ben de kikker die vrolijk zwemt
in het heldere water van een vijver.
En ik ben de ringslang die stilletjes
zich voedt met de kikker.
Ik ben het kind in Afrika, vel over been,
mijn benen als dunne bamboe.
En ik ben de wapenkoopman,
die dodelijk wapentuig in Afrika verkoopt.
Ik ben het meisje van twaalf,
een bootvluchteling die zich in zee stort
na te zijn verkracht door een piraat.
En ik ben de piraat,
met een hart dat niet zien kan
niet liefhebben kan.
Ik ben lid van het politbureau
met macht in mijn handen.
En ik ben de man die zijn bloedschuld
aan zijn volk moet betalen
dat langzaam sterft in een werkkamp.
Mijn vreugde is als de lente, zo warm
dat de bloemen overal op aarde ontluiken.
Mijn pijn is als een rivier van tranen,
zo onmetelijk dat zij alle oceanen vult.
Noem me daarom bij mijn ware namen, alsjeblieft,
zodat ik al mijn huilen en lachen tezamen hoor,
zodat mijn vreugde en pijn één zijn.
Noem me bij mijn ware namen, alsjeblieft,
zodat ik kan ontwaken
en de deur van mijn hart open kan staan,
de deur van mededogen.