Daklozenopvang, vrijwilligerswerk – deel 1
– Door Annie Schalkwijk –
Eerst iets over de structuur van het begeleid wonen in Gooi-en Vechtstreek waar de daklozenopvang een onderdeel van is. Zij worden passanten genoemd.
De opvang heeft 12 kamers en een unit voor 4 vrouwen, wel met elk een eigen kamer. In de 12 kamers staan stapelbedden, er is een kast en een kleine loopruimte. De kamers worden alleen dubbel beslapen in de winterperiode. Er zijn douches en toiletten.
In de hal is een grote kledingkast, ieder kan zich daaruit kleden. Alle kleding wordt geschonken, veelal als mensen hun kledingkast opruimen of na overlijden. Er is een wasmachine/droogtrommelruimte. Voor €1,- kan de passant een wasje doen en voor nog €1,- is het weer droog. Passanten doen dit zo met hun eigen kleding of als ze de kleding uit de kast willen blijven dragen. Als er geen geld is, en dat gebeurt nogal eens, kan de kleding in een centrale wasmand, wordt door ons gewassen en komt weer in de kast. En dus tot beschikking van iedereen.
Verder in de hal een machine voor koffie en heet water voor thee. Als de passant binnen is mag er vrij koffie, thee, limonade gebruikt worden.
Er is een eetzaal en een recreatiezaal. In deze laatste mag gerookt worden, er liggen spelletjes, kranten, wat boeken. Er is één computer en vrij Wi-Fi. In beide zalen staat tv.
Omdat er, zoals overal in het land, grote veranderingen op stapel staan, worden er reorganisatiebesprekingen gevoerd met de gemeente. Dit geeft wat onrust onder de medewerkers maar ook bij de passanten.
Tot nu toe is het beleid naar de passanten dat ze niets hoeven te vertellen over hun achtergrond, de problematiek, ze hoeven niet af te kicken. Het is een plek waar ze veilig zijn en menswaardig bejegend worden. Binnen mag niet “gebruikt” worden en ze mogen geen overlast veroorzaken. In die gevallen worden ze geschorst en dienen zelf een gesprek aan te vragen met de medewerker die geschorst heeft. Als het onverantwoord is iemand zo weer op straat te zetten vindt er overleg plaats met de crisisdienst voor andere tijdelijke opvang.
Passanten kunnen een slaapplaats aanvragen. Voor € 5,50 hebben ze daarvoor een bed, douche, een warme maaltijd en ontbijt. Ze mogen binnen komen tussen 16.30 en 18 uur. Ze melden zich, betalen (soms is er een regeling met een bewindvoerder). Als een passant een plek heeft, mag er 10 nachten worden “doorgeslapen”, d.w.z. dat ze 10 keer een plek hebben. De 1e van de maand wordt er opnieuw begonnen met tellen. Daarna kunnen ze ’s middags bellen of er plaats is, dat is soms wel en soms niet het geval. Op de 1e van de maand is het veelal zo dat er 6 B 7 afwijzingen zijn, geen plek dus. De volgende dag wordt er meestal niet terug gebeld, grote kans dat er toch geen plaats is. De hele dakloze- en begeleid wonen populatie kent elkaar, vangen elkaar veelal ook weer voor een nachtje op.
Wat passanten mij ook vertellen en wat ik ook zie, is dat ze buiten overal opgejaagd worden. Ze proberen zo lang mogelijk op het station te zijn. Ze mogen nog niet zittend op een bankje in slaap vallen. Ze worden wakker geschut en de 2e keer het station uit gezet (is dicht tussen 02 en 06 uur). Ze slenteren wat, slapen onder een struik. Veelal ervaren ze dat als onveilig. Eén vertelde me wel zwart naar Amsterdam te reizen, daar is meer leven op straat.
Ons humane beleid “mensen horen en mogen niet op straat leven” heeft voor mij overduidelijk een schaduwkant. Te weinig opvangplaatsen is bedoeld om mensen te stimuleren hun leven weer op de rails te krijgen. Maar ook dat “op de rails” is veelal een zeer log en bureaucratisch gegeven. Ik sprak een passant, hij had 4 jaar in Engeland in de gevangenis gezeten. Staat buiten zonder werk, zonder geld, zonder huis. Hij kan pas een adres krijgen en een daklozenuitkering als hij 10 nachten in de opvang heeft geslapen. Maar ja, hij heeft geen geld…………. Bovendien is er veelal sprake van verslaving (drank, drugs, maar ook gokken), psychosociale en/of relatie problematiek, waarde van geld niet kennen, gebrek aan lange termijnvisie……. Het komt nogal eens voor dat mensen die woonruimte gekregen of gevonden hebben, het niet redden om wat voor rede dan ook. De huur niet betalen en weer op straat en terug bij af zijn. Een verslaving/problematiek los je niet zomaar even op.
Hoe ziet mijn dienst in de opvang eruit en wat is de meerwaarde van een vrijwilliger?
Ik ben er 1 keer per week van 15.30 – 22 uur. Ik begin met kijken met wie er gaan komen deze dag. Met een beetje geluk is iemand bereid mij te vertellen (het ontbreekt namelijk aan een gestructureerde overdracht) wie er nieuw is, wat er gebeurd is met mensen die niet meer op de lijst staan. Tafel dekken, diepvriesmaaltijden in de oven zetten, de keuken opgeruimd, de koffietafel schoon, bekertjes, koffiemelk enz. genoeg. Om 16.30 de deur open, ontvangst, de betaling, sleutel aanreiken. Nieuwe mensen wegwijs maken.
Om 18 uur aan tafel, ik eet altijd met en tussen de passanten. Na opgeruimd te hebben is het praktische gedeelte wel klaar.
Wat betreft de meerwaarde zou je kunnen zeggen dat gastvrouw, gastvrij zijn, het belangrijkste is. Ik herinner me een wat narrige man die ik in het dorp tegen kwam en hem groette. De keer erna dat hij binnen kwam zei hij met een grote grijns “jij groette mij”. Zo belangrijk is het dus om onvoorwaardelijk vriendelijk bejegend te worden.
Het is soms heel gezellig rondom de kledingkast, vooral als er weer kleding is binnen gekomen. Er vindt dan een soort modeshow plaats. Ik heb wel eens een hoedje op mijn hoofd gezet gekregen. Ik doe nogal eens mee met een spelletje. Ik begon een keer met een vrouw met zeer vermoeide voeten, haar voeten te masseren. Dit blijkt voor een aantal mensen een feestje te zijn. Ik heb intussen in de opvang een eigen laatje met voetbruistabletten, schaar, vijl, desinfectans en een voetenbak. Wat het bijzondere hieraan is, ik ga in de eetruimte zitten waar het rustig is. Voeten in een badje, daarna de massage. Het is fysiek contact, één op één. Ik vind het onroerend, mensen vertellen makkelijker. Als ik er ’n week niet ben hoor ik “mijn voeten vinden dat niet leuk”.
Ik heb erg moeten wennen aan de veelal uitzichtloze situatie waar de passant zich in bevindt. Ik ben steeds meer in staat om er te zijn vanuit de Peacemaker uitgangspunten,
1 niet weten, 2 erkennen wat is en 3 liefdevolle actie, vaak is dat ‘niet doen’.
Er zijn een paar werkprojecten, in de volgende nieuwsbrief wil ik op deze projecten ingaan. Ook zal ik iets zeggen over de winterregeling, hoe het er dan aan toe gaat.