Balanceren aan de rand van de afgrond

Standing at the Edge – Finding Freedom Where Fear and Courage Meet van Joan Halifax, boekbespreking door
Leonie van der Plas

Altruïstisch handelen betekent zoiets als: onzelfzuchtig handelen ten bate van andermans welbevinden. Vermogens als altruïsme maken de wereld een beetje mooier. En dat mooie altruïsme kent schaduwkanten. In haar nieuwe boek Standing at the Edge – Finding Freedom Where Fear and Courage Meet (Flatiron books, 2018) verkent Joan Halifax de gezonde én de minder gezonde kanten van menselijke vermogens als altruïsme, integriteit, empathie, respect en engagement.

ravijn
Joan Halifax heeft het over pathologisch altruïsme. Het is het soort gedrag waarbij pogingen om het welzijn van een ander te bevorderen op schade uitdraait, dat met alle redelijkheid te voorzien viel. Denk aan de zogenoemde ‘helikopterouders’ – ouders die zo goed voor hun kind zorgen dat het kind maar niet zelfstandig wil worden. Het gaat om gedrag dat niet goed is voor de ander en waar we zelf ook op stuk lopen, omdat we onze eigen grenzen niet willen of kunnen zien.

Of deze: we denken dat we goed doen voor de wereld, maar doen dit met beweegredenen die wringen, bijvoorbeeld omdat we behoefte hebben aan bevestiging, omdat we graag een ‘goed’ mens willen zijn. En nog eentje: we lopen zonder het van onszelf in de gaten te hebben rond met allerlei vooringenomenheden, en treden zo een precaire situatie tegemoet. Op die manier zetten we, met al onze prachtige bedoelingen, iemand die toch al in een moeilijke positie zit nog meer klem. In het boek staan aardig wat mooie en schrijnende verhalen en citaten over dergelijke situaties.

Omdat de vermogens die we (terecht) associëren met de mooie kanten in onszelf ook een schaduwkant kennen, en het niet altijd duidelijk is aan welke kant we ons bevinden, noemt Halifax deze vermogens edge states. Een behoorlijke Nederlandse vertaling vinden voor dit begrip is nog niet zo gemakkelijk. Het komt erop neer dat het de toestanden zijn waarbij we ons op het scherpst van de snede begeven – op de rand van een gezonde en een ongezonde vorm van empathie, de scheidslijn tussen domheid en integriteit. Het kan aardig balanceren zijn op die rand. Wie zijn evenwicht verliest kukelt in het ravijn. Maar wie op de rand blijft staan kan het landschap overzien – en krijgt wellicht mooie vergezichten voorgeschoteld.

respons
Hoewel de edge states vaak los van elkaar worden beschreven, werken ze in de praktijk op elkaar in. Ook hieraan besteedt Halifax in haar boek uitgebreid aandacht. En behalve dat ze op elkaar inwerken, is er nog iets dat de edge states met elkaar gemeen hebben: compassie is het sleutelwoord wanneer je van de schaduwkant weer aan de gezonde kant terecht wilt komen.

Het woord compassie kent veel interpretaties. Sommige mensen bedoelen daarmee medelijden. Anderen stellen het gelijk aan empathie. Joan Halifax beschrijft het als werkelijke verbondenheid voelen met het lijden of de pijn van een ander en de wens hebben om het welbevinden van deze ander te verbeteren: “Compassie kan ons helpen om onze eigen pijn of die van een ander met een juiste respons tegemoet te treden,” schrijft ze. In de G.R.A.C.E. training die Joan Halifax geeft komt dit al diepgaand aan de orde. (Voor meer uitleg over G.R.A.C.E. klik hier.
“Om tot compassie te komen moet je goed in de gaten hebben vanuit welk perspectief je naar de wereld kijkt. Je moet het vermogen hebben om de aard van de dingen die je tegenkomt te doorgronden. Daarvoor moet je wakker zijn. En voor compassie heb je ook nog een warm hart nodig, een gevoel van betrokkenheid.”
Jammer genoeg bestaan er geen eenvoudige trucjes om deze eigenschappen te kweken. Je hebt er aardig wat oefening en wakkerheid voor nodig. En contemplatieve oefening is de beste methode om daar te komen, aldus Halifax.

zuurstof
In de jaren ’70 werkte Joan Halifax als vrijwilliger bij een marine biologisch lab op de Bahama’s. Ze assisteerde er een bioloog die onderzoek deed naar de levenscyclus van de Octopus Vulgaris. Zo kwam het dat ze op een mooie dag kon zien hoe een vrouwtjesoctopus, na bevruchting, haar eitjes afzette. Honderdduizenden traanvormige doorschijnende eitjes, elk niet groter dan een rijstkorrel, kwamen in lange strengen aaneengeregen uit haar mantel tevoorschijn en bleven rondzweven in het aquarium.
Terwijl de weken voorbijgingen hing de octopus als een wolk boven haar eitjes. Ze verroerde zich nauwelijks. Ze joeg niet, ze at niet. Ze deed maar één ding: voorzichtig bracht ze het water in haar aquarium in beweging, zodat het zachtjes langs de kluwen met de gestaag rijpende eitjes bleef stromen. Zo voorzag ze de eitjes van zuurstof.
Na een paar weken begon haar lichaam uiteen te vallen. Ze werd het voedsel voor haar eigen gebroed. Het is een ultiem voorbeeld van altruïsme – maar misschien niet helemaal de vorm die voor ons wenselijk is. Voor Halifax was het destijds het begin van een hele reeks vragen.