Affect matters (2)

Kim 4‘Affect matters’ (2): hoezeer laten we ons raken door vluchtelingen?

– door Harriet Marseille-

De promotie van Kim Tsai is bij me binnengekomen. Ik voel hoe belangrijk het is, wat Kim met haar onderzoek heeft gedaan. We moeten ons laten raken door de verhalen van vluchtelingen! Het gaat om het aangaan van een diep menselijke relatie. Ondertussen speelt er rond vluchtelingen van alles in mijn eigen woonplaats, Leidschendam, waardoor ik me laat raken. Niet alleen rond een mogelijk AZC, dat de gemoederen hier behoorlijk in beweging heeft gebracht, zowel in positieve als in negatieve zin. Maar ook rond de crisisopvang van 200 asielzoekers, eind oktober, waar ik een paar keer als vrijwilliger ben komen helpen.

Hoewel ons aangeraden was geen persoonlijke banden met onze welkome gasten op te bouwen, heb ik met een aantal van hen mooie gesprekken gevoerd. Met de één kon ik Engels praten, de ander communiceerde met me via het vertaalprogramma op zijn telefoon, en weer een ander had zich al wat Nederlandse woorden eigen gemaakt. Allemaal vriendelijke, bescheiden, en vooral ook moedige mensen, die na een lange en zware vlucht blij waren met een beetje medemenselijkheid. Met sommigen wisselde ik ook telefoonnummers uit en ik drukte hun op het hart dat ze me zouden bellen als ze in moeilijkheden zouden zitten. Ik dacht vaak aan hen. Hoe zou gaan? Zouden ze al in een AZC zijn beland?

Pas onlangs heb ik een van hen gebeld. Er ontstond een diepgaande uitwisseling op gevoelsniveau, al kon ik zijn verhaal niet helemaal begrijpen. De pijn waar deze jongeman doorheen ging, was zo tastbaar. Hij was inmiddels al in de achtste of negende tijdelijke opvanglocatie beland. Na twee maanden mocht hij straks eindelijk naar de IND voor zijn eerste gesprek. Hij wist niet waarom, maar opeens liet hij het los, hoe verloren hij zich voelde. Dat hij niet meer de man vol goede moed was die ik eind oktober had gesproken. Hoe gebroken hij was, en hoe bang.
En toen kwamen de verontschuldigingen. Dit had hij niet moeten delen, vond hij. Hij wilde niet dat ik me zorgen maakte. Ik gaf aan hoe dankbaar ik was dat hij me zo vertrouwde dat hij zijn wanhoop met me had willen delen. En dat ik verder contact met hem zou willen houden, ook via email, omdat ik hem niet zodanig had kunnen verstaan dat ik alles wat hij me wilde vertellen ook kon vatten.

Kies ik er bewust voor me te laten raken, of heb ik geen keus? Ik kan niet anders dan geraakt worden door wat ik hoor. Ik zou ook niet op een zogenaamd ‘professionele’ afstand wíllen blijven, met een schermpje voor mijn gevoel. Dus ga ik de menselijke verbinding aan, al heb ik niet de tijd voor langdurig vriendschappelijk contact. Een telefoontje kan echter al veel doen en kost zo weinig tijd.

Na afloop van het gesprek schieten de tranen me in de ogen. Hij was zo blij geweest mijn stem te horen, had gelijk geweten wie ik was. Het maakt me zowel dankbaar als verdrietig. We hadden elkaar zes weken daarvoor eenmalig ontmoet, misschien een half uur met elkaar gesproken. En daarna was hij nog in vijf of zes andere crisisopvanglocaties geweest. Zou de wanhoop die hij met me had gedeeld, misschien voortkomen uit het feit dat er nauwelijks anderen waren geweest die werkelijk naar hem hadden geluisterd?

Ik wacht op zijn bericht, op zijn e-mailadres, zodat we verder kunnen communiceren. Ondertussen stuur ik hem een sms dat ik voor hem bid en mediteer. Na een dag probeer ik hem nogmaals te bellen. Hij neemt niet op en belt niet terug. Ik voel me onrustig. Terugkijkend op ons gesprek, realiseer ik me meer en meer dat ik hem niet zoveel ruimte heb gegeven zijn wanhoop te delen. Dat ik wel heel snel was geweest met mijn oproep om vooral hoop te houden. Heb ik hem werkelijk kunnen horen? Of was ik bang dat hij zijn wanhoop niet aankon, wilde ik hem ‘redden’ en was ik daarmee de zoveelste die hem onbedoeld in de steek liet?